Spätburgunder

Rode druivenrassen

Spätburgunder

Klassieker waarvoor de lat hoog ligt

Wat de Riesling in kwalitatief opzicht voor witte wijnen betekent, belichaamt de Spätburgunder of Pinot Noir onder de rode: dit zijn wijnen waarvoor de lat hoog ligt.


Geschiedenis

Het druivenras Spätburgunder of Pinot Noir behoort tot de zogeheten Burgunderfamilie en daarmee tot de vroegste rassen die in het westelijk deel van Centraal Europa uit wilde druiven veredeld werden. Karel de Dikke introduceerde het in 884 aan het Bodenmeer. In de 13e eeuw werd het in de Rheingau aangeplant, en in de 16e eeuw stond het vermoedelijk ook in de Pfalz. In de 18e eeuw is de druif mogelijk vanuit de Bourgogne naar de Ahr gebracht. Dankzij de opkomende productie van sekt kreeg de aanplant van Spätburgunder anderhalve eeuw geleden een krachtige impuls, omdat daarvoor pure Burgunderwijngaarden werden aangelegd. Synoniemen voor Spätburgunder zijn Pinot Noir en in delen van Baden Klevner.

Betekenis

In Duitsland zijn ongeveer 11.800 hectare wijngaard met Spätburgunder aangeplant. Dat komt overeen met een aandeel van ruim 10% van de totale aanplant. Producenten en consumenten tonen steeds meer waardering voor dit ras.  Sinds het begin van de jaren negentig groeide de aanplant van Spätburgunder met meer dan 3000 hectare. De meeste stokken staan in Baden (bijna 5900 hectare) – met als zwaartepunt de Kaiserstuhl – en in de Pfalz (bijna 1600 hectare). Verder horen ook Rheinhessen en Württemberg met ruim 1200 hectare, evenals de Rheingau (400 hectare) en de Ahr met ruim 300 hectare tot de belangrijkste gebieden voor Spätburgunder. In tien gebieden staat hij op de lijst van Classicdruiven. 


Teelt

Dit edele en zeer oude ras vraagt de nodige zorg en stelt hoge eisen aan klimaat en bodem. Het gedijt het beste in zogenaamde ‘Rieslinglagen’, dat wil zeggen de beste locaties. Wanneer de groeicondities goed zijn, dan bereikt de Spätburgunder een topvorm en beloont hij de inspanningen met enkele van de mooiste rode wijnen ter wereld.

 

Vinificatie en smaak

Spätburgunder wordt voornamelijk als droge rode wijn gevinifieerd, deels ook met een zeker restzoet. Hier en daar is ook rosé en sekt van Spätburgunder te vinden. Wanneer de druiven direct na de pluk geperst worden, dan wordt er uit het kleurloze sap een Blanc de Noirs gemaakt, een witte wijn uit blauwe druiven. In het geval van hogere kwaliteiten voeden veel producenten hun wijnen op in barriques.


In het glas

Spätburgunders hebben een fruitig aroma met daarin wat amandel. Ze zijn vol en zacht van smaak. De typische Spätburgunder kan ruiken naar rijp rood fruit, variërend van aardbeien tot kersen, of naar zwart fruit van bramen tot zwarte bessen. Bij barriquewijnen komen daar accenten van vanille en kaneel bij. Men maakt onderscheid tussen het klassieke en moderne type. Traditioneel werden de beste Spätburgunders uit zeer rijpe druiven gemaakt. Ze hadden een roestachtige tint met niet te veel kleurintensiteit en ze waren mild van smaak met weinig tannine.  Naast dit klassieke type wordt de moderne Spätburgunder steeds belangrijker. Dit type heeft een krachtige rode kleur, meer tannine, minder zuren en ondergaat vaak een korte lagering in kleine eikenhouten vaten.

Rode Spätburgunders zijn ideaal voor herfst en winter. Ze kunnen het best geserveerd worden op een graad of 16. Krachtige varianten zijn uitstekende begeleiders van vleesgebraad, wild of kaas. Weissherbst doet het goed bij voorgerechten en zacht vlees of als aperitief.