Grauburgunder

Witte druivenrassen

Grauburgunder

Ruländer in een modern jasje

Grauburgunder wordt meestal droog gevinifieerd, met gemiddelde body en flink wat zuren. Ruländer daarentegen vaak vol en met nadrukkelijk zoet.


Geschiedenis

Grauburgunder (Pinot Gris) kwam vanuit de Bourgogne terecht in Zwitserland en Hongarije, en van daaruit vermoedelijk in de 14e eeuw ook in Duitsland. De benaming Ruländer komt van de koopman Johann Ruland, die in 1711 in een tuin in het stadje Speyer een hem onbekende Burgunderdruif vond en die vermeerderde. De hoge kwaliteit van de wijnen overtuigde wijnboeren al in de 19e eeuw. Afhankelijk van de regio gaven ze er verschillende namen aan. Overgebleven zijn Ruländer, de naam waaronder hij als ras geklasseerd is, terwijl Grauer Burgunder en Grauburgunder voor Duitse wijnen toegelaten synoniemen zijn.

Betekenis

Grauburgunder is behalve in Centraal Europa ook elders in de wereld te vinden. In Duitsland heeft hij steeds meer aan betekenis gewonnen. Momenteel zijn bijna 4400 hectare – 4% van de Duitse aanplant – ermee bedekt. Vroeger werd Grauburgunder meestal als Ruländer aangeduid. Dat was meestal een volle, zoete wijn, terwijl Grauburgunder juist overwegend droog gevinifieerd wordt. Vooral in Baden is hij geliefd. Hij beslaat daar ruim 10 % van de aanplant, te weten zo’n 1650 hectare. De Pfalz en Rheinhessen komen elk op 1000 hectare, de Nahe op 200. In negen van de dertien Duitse wijngebieden hoort de Grauburgunder tot de Classicdruiven.


Teelt

Grauburgunder geeft goede opbrengsten en desgewenst ook hoge mostgewichten. De compacte trossen maken het de botrytis makkelijk en daarmee de productie van edelzoete wijnen. De druif is weinig gevoelig voor ziekten of vorst. Hij gedijt bijzonder goed op lössterrassen, maar ook op kalkbodems en stenig terrein. Leembodems zijn minder geschikt. Opbrengstbeperking en uitdunnen zijn goed mogelijk en worden dan ook veelvuldig toegepast.

 

Vinificatie en smaak

Grauburgunder wordt zowel op staal, in groot hout, als op barrique en met malolactische vergisting gevinifieerd. Grauburgunder is in de regel droog, met medium body en met frisse zuren. Ruländer wordt daarentegen vol en met nadrukkelijk zoet aangeboden. Al naar gelang de vinificatie en de kwaliteit is de kleur bleek- of goudgeel, dan wel barnsteenkleurig. Typerende aroma’s zijn die van groene noten, amandelen, boter en fruit als peer, zuidvruchten, rozijnen, ananas en citrusvruchten. Daarnaast kunnen ook plantaardige tonen optreden van groene bonen of paprika.


In het glas

Een jonge, lichte droge tot halfdroge Grauburgunder is goed geschikt als zomerwijn. Droge Kabinett en Spätlesen gaan mooi samen met zeebanket, smaakrijke zeevis, pasta, lam, vederwild en jong haarwild. Barriquewijnen vragen om intens smakend lam, vederwild of ree. Fruitig zoete Spätlesen of edelzoete Auslesen passen bijzonder goed bij vette schimmelkazen en desserts met honig, amandelen of marsepein.